TEKENEN
 

Stageopdrachten uitgaande van een voorbeeld. 

De achterliggende gedachte voor deze voorbeeldlessen is om zichtbaar te maken hoe gedurende de gehele opleiding het karakter/ de eisen veranderen. Hierdoor krijgen de studenten inzicht in de opzet en uitvoering voor tekenlessen.

Het is niet de bedoeling deze lessen letterlijk te geven en in te leveren. Je mag ze gerust doen, maar dan facultatief. Het dient als exempel/voorbeeld. Verder moet je in staat geacht worden om de opdracht op de juiste notitiewijze vast te leggen. Het DI-formulier vanaf pabo 1, periode 3.

Verder kan dit gezien worden als uitgangspunt om te achterhalen op welk nivo jij voor tekenen op de stage functioneert.Verder kan dit gezien worden als een uitgangspunt om te achterhalen op welk nivo jij voor tekenen op de stage functioneert. Hierdoor is het mogelijk om een individueel traject samen te stellen.
 
 

Het overkoepelende thema is DIEREN

Het subthema is VISSEN. Alle lessen zullen telkens van het thema vissen uitgaan wel zal er telkens vanuit een specifieke invalshoek gewerkt worden.

PABO 1:

Periode 1. Deze periode gaat over van het opbouwen van een referentiekader.

Doel:

Aan het eind van de les kunnen de leerlingen een tekening maken over de vissenfamilie(ob), of tropische vissen (mb) of over vervuiling van de zee (BB).

(tekenen naar de voorstelling).

Activiteit:

Inleiding

Je leest of vertelt het verhaal over de vissenfamilie (OB), over tropische vissen (MB) of over de vervuiling van de zee(BB). Je mag ook zelf een verhaal verzinnen. Let er wel op dat je genoeg beeldende informatie geeft. Er moet dus informatie inzitten, waardoor het mogelijk is om daar een tekening bij te verzinnen. Foutief is bijvoorbeeld; " De vissen zwommen. Dit doen ze elk jaar. Ze gaan dan ver weg." Dit is te weinig uitdagend zoals jezelf merkt.

Nadat je het verhaal hebt voorgelezen of hebt verteld stel je enkele vragen. Deze moeten aansluiten op de vragen zoals je die hebt geleerd tijdens het OWP. De vragen volgens Guillford. Let op de afwisseling van vragen, zowel producerende als reproducerende vraagstelling is van belang. Natuurlijk start je vanuit de belevingswereldvan de leerlingen. Daarna kun je wat minder concreet worden. Je probeert door de vraagstelling de kinderen te motiveren en een idee te geven van wat ze kunnen gaan tekenen.

Opdracht; De leerlingen maken in ongeveer 15 minuten een tekening over het verhaal. Doe dit met potlood of ander tekenmateriaal. Als ze dit afhebben mogen ze de tekening met kleurpotloden, wasco, verf, etecetera uitwerken.
 
 
 
 

PABO 1,

periode 2

Deze periode gaat over meedoen en proberen

Doel:

Aan het eind van de les hebben de leerlingen een tekening gemaakt over het leven in Snorkelland (OB), over onderwaterland(MB) of overhetmonster van Loch Ness (BB), ze hebben dit opgezet met dunne potloodlijnen en uitgewerkt met kleurpotloodvlakken.

(afhankelijk van de opdracht voorstelling of waarneming)

Voer een onderwijsleergesprek uit over desbetreffend onderwerp. Je maakt hierbij gebruik van beeldmaterialen (A4-platen, video, dia’s). Je hangt deze platen naast elkaar op.

In de onderbouw ga je in op vissen in snorkelland. Het gaat hierbij vooral om zoveel mogelijk verschillende visvormen te laten tekenen. Ook in de uitwerking kun je ingaan op kleurvarianten per vis. Hierdoor voorkom je eenvormigheid en eentonigheid. Laat ze ook naar een echte vis kijken. In een aquarium.

In de middenbouw gaat je gesprek vooral over onderwaterland. Hoe ziet een sloot of plas, of aquarium eruit. Welke planten en welke vissen kom je tegen. Je let hierbij vooral op de echte natuur. Zet een aquarium met echte vissen in de klas en laat dit natekenen. De waarneming. In de opzet gaat het dan om vormen . Kloppen de verhoudingen wel. In de uitwerking gaat het dan vooral om de "echte"kleuren. Gebruikconcreet materiaal.

In de bovenbouw gaat je gesprek overhet monster van Loch Ness of een ander onderwatermonster. Dit gedrocht wil alle onderwaterdieren oppeuzelen en is de schrik van waterland. Daarom moet je ingaan op grote vormen t.o.v. een school kleine bange vissen. Hierbij moet je denken aan de onderlinge verhoudingen van de grondvorm. Dit kun je ook laten zien aan de hand van een speelgoeddino ten opzichte van speelgoedvissen. Deze kun je na laten tekenen.

Als je dit hebt gedaan geef je uitleg over de opzet van de tekening. Je geeft instructie over een lijnachtige techniek. Dit doen ze meestal met potlood of met lichte, gele wasco. Je demonstreert dit aan de leerlingen of je laat een leerling naar voren komen en vraagt om aan de groep een dunne en een dikke potloodlijn te laten zien op een groot vel papier. Je vraagt ook waarom ze dit moeten doen. De redenen zijn om zo snel te kunnen verbeteren, uitgummen en later mooier te kunnen uitwerken in kleuren of op een andere manier.

Daarna laat je ze tekenen ongeveer 20 minuten. Als dit voor ¾ van de groep af is laat j e alles neerleggen en laat je enkele mooie/goede tekeningen zien.

Nu geef je instructie over de uitwerking van de tekening. Dit moet namelijk met een vlakachtige techniek gedaan worden. Hiermee wordt bedoeld dat de opzet in lijnen van kleuren worden voorzien. Meestal met kleurpotloden, wasco, houtskool of verf. Je kunt dit wederom voordoen of voor laten doen door een leerling. Geef aanwijzingen over egaal dekkend inkleuren, of alleen netjes binnen de lijnen inkleuren. Maak dit visueel voor de leerlingen. Als de tekening af is laat je wederom enkele tekeningen klassikaal zien.

Let ook op het organiseren van het opruimen en klaarzetten van de materialen. Overleg dit met mentor of mentrix.

PABO 1

Zelf invullen op het voorbereidingsformulier, lesfasen 1, 2 en 4. Betreft uitvoerend handelen.

periode 3: oriëntatie op de taak

Bij het maken van het lesdoel volgens Mager moet de relatie onderwerp-beeldaspecten-techniek logisch zijn.

Lesdoel: opzet van de tekening. Aan het eind van de les hebben de leerlingen een tekening gemaakt over het leven in Snorkelland (ob), over onderwaterland (mb) of over het monster van Loch Ness (bb). In de onderbouw hebben ze voor de opzet van de tekening gelet op het beeldaspectVorm; een grondvorm bestaat uit delen (ob). De middenbouw let ook op Vorm, maar nu op de onderlinge verhoudingen van de grondvorm, de bovenbouw let ook op vorm;op zowel onderlinge verhoudingen als ook op de richtingen binnen een grondvorm. Dit doen ze met dunne lichte , gele, wascolijnen (ob), dunne potloodlijnen (mb), lichte houtskoollijnen (bb). Ze letten bij deuitwerking op het beeldaspect Kleur; mengkleuren (ob), of natuurlijke kleuren (mb), of sombere enge tonen (bb). Dit doen ze in de onderbouw door wascovlakkenover elkaar te zetten. In de middenbouw wordt met kleurpotood netjes binnen de lijnen en egaal dekkend gewerkt. De bovenbouw gaat met houtskool poetsen en vegen.

Lesfase 1: Inleiding, korte terugblik, oriëntatie

Je bepaalt zelf hoe je de inleiding geeft. Het gaat erom dat je de kinderen weet te motiveren om te gaan tekenen. Ze moeten ideeën krijgen om iets visueel te maken. Dit kun je op allerlei manieren doen. Bijvoorbeeld: onderwijsleergesprek, liedje, muziek, videofragment, verhaal voorlezen, vertellen, tentoonstelling, drama, beeldmaterialen. Hetgeen je introduceert moet wel slaan op de opdracht. Je stelt ook enkele vragen om zo to the point te komen. Sleutelvragen of richtvragen.

Dit duurt ongeveer 5 a 8 minuten.

Lesfase 2: Presentatie

Instructie van beeldaspecten en technieken

Hierin geef je voor tekenlessen altijd instructie/uitleg over de beeldaspecten en de te hanteren techniek. Je start met de uitleg over een beeldaspect, daarna wordt de techniek uitgelegd,

Bijvoorbeeld de onderbouwgroep: beeldaspect is Vorm met als verbijzondering de grondvorm bestaat uit delen. ( zie lesdoel). Dit kun je heel goed uitleggen met een speelgoedvis als leermiddel. Daarna laat je beeldmateriaal zien met meerdere vissoorten erop. Je stelt hierbij vragen die gericht zijn op de onderdelen van de vissen. Waar zitten de vinnen, waar de kop, waar de staart etcetera. Is dat bij alle vissen hetzelfde?. Zo kom je tot het bespreken van beeldmateriaal om vormvariatie te laten tekenen.

Bij de midden- en bovenbouwgroepen kun je dit op een dergelijke manier ook toepassen.

Nadat je het beeldaspect hebt uitgelegd ga je de techniek uitleggen. Hierbij maak je gebruik van demonstratie als didactisch middel. Zie hiervoorperiode 2, pabo 1. Deze fase duurt ongeveer 8 minuten.

Zorg voor een vlotte organisatie. De leerlingen moeten duidelijk weten wat te doen en met welke materialen. Leg alles van te voren klaar.

Lesfase 3: nog niet van toepassing.

Lesfase 4: Individuele verwerking

Nu zijn de leerlingen aan het tekenen. Deze fase duurt ongeveer 15 minuten. Jij loopt rond en begeleidt daar waar nodig. Je let vooral op wat je uitgelegd hebt. Laat de leerlingen zelf tekenenen en oplossingen verzinnen. Kauw het niet teveel voor.

Als je ziet dat ongeveer 3/4 van de groep de tekening af heeft ga je enkele werkstukken bespreken.

Evaluatie. Hang ongeveer drie werkstukken naast elkaar op het bord en bespreek samen met de leerlingen of de beeldaspecten en de technieken overeenkomen met de opdracht. Je toetst jouw lesdoel. Natuurlijk geef je ook aan of het een fraaie tekening is geworden. Je laat ook emoties meespelen in jouw bespreken. Niet enkel droog dat klopt, dat klopt niet. Geef de leerlingen ook de mogelijkheid om verbeteringen aan te geven.

Je kunt nu stoppen met de tekenles en laten opruimen. Dit moet je wel organiseren. Van te voren goed overdenken hoe je zo vlot mogelijk alles weer terug laat zetten. Doe dit in overleg met de mentor/mentrix.

Je kunt nu ook verder gaan met de uitwerking van de tekening.

Als je daarvoor kiest kun je de tussenevaluatie zien als de lesfase 1 van de uitwerking.

Ga je de uitwerking op een andere dag doen dan krijg je wederom te maken met lesfase 1, 2 en 4.

Uitwerking van de tekening:

Lesfase 1; Deze doe je wel of niet afhankelijk van hierbovenstaande.

Lesfase 2: Presentatie van Beeldaspect en Techniek. Echter nu andere dan je tijdens de opzet van de les hebt gedaan. Bij de onderbouw is dat in dit geval Beeldaspect; Kleur, mengkleuren, Middenbouw ook Kleur,natuurlijke kleuren en in de bovenbouw Kleur, sombere enge tonen. Dit leg je weer met behulp van beeldmateriaal uit. Zoals reeds beschreven.

Je demonsteert de Techniek. Onderbouw ; wascovlakken over elkaar zetten, middenbouw, met kleurpotlood netjes binnen de lijnen en egaal dekkend en in de bovenbouw laat je ze poetsen en vegen met houtskool.

Lesfase 3 nog niet van toepassing.

Lesfase 4, Op dezelfde wijze als uitgelegd bij de opzet van de tekenles.

Tip. Hang de tekening op een mooie wijze allemaal op, om zo aan te geven dat ze trots op hun/haar produkt kunnen zijn. Type op een blaadje de opdracht en hang dit erbij.

PABO 1

Periode 4 , Ambachtelijkheid 1

Het gehele DI-formulier, uitvoerend handelen, moet je zowel voor de opzet van de tekening als voor de uitwerking van de tekening kunnen invullen. Tevens moet je een concreet lesdoel kunnen formuleren.

Lesdoel: Opzet van de tekening. Aan het eind van de les hebben de leerlingen een tekening gemaakt over de verdwaalde vis (ob), een school tropische vissen (mb) of over een eng monster (bb). Hierbij houden ze rekening met RUIMTE, groot en klein, met RUIMTE, overlapping of met RUIMTE, overlapping en afsnijding. Dit hebben ze respectievelijke gedaan met dunne wascolijnen (ob), met dunne potloodlijnen (mb) of met licht houtskoollijnen (bb).

Uitwerking van de tekening

Hierbij houden ze rekening met het beeldaspect KLEUR; signaakleuren (ob), of KLEUR; vrolijke zonnige kleuren (MB) of met KLEUR, tonen van enge sombere kleuren(BB).Dit hebben ze gedaan met respectievelijk een van de volgende technieken; egaal dekkende vlakken met wasco, of met egale dekkende plakkaatverfvlakken en met poetsen vegen met houtskool.

Beginsituatie:

Hiervoor kijk je of vraag je aan de mentor/mentrix wat de leerlingen al kennen of kunnen.

Bij tekenen gaat dat altijd over de volgende drie punten.

De beginsituatie ten aanzien van het onderwerp.

De beginsituatie ten aanzien van de beeldaspecten, zowel voor de opzet als voor de uitwerking

De beginsituatie ten aanzien van de technieken, zowel voor de opzet als voor de uitwerking van de tekening.

Als je dit hebt geinventariseerd is het straks makkelijker om te weten wat je nu eigenlijk in lesfase 3 moet toetsen.

Voor uitleg over lesfasen 1,2 en 4 zie voorbeeld pabo 1, periode 3. Nieuw in deze periode is lesfase 3, de begeleide inoefening.

Opzet van de tekening:

Lesfase 1; Inleiding

Zie voor uitleg pabo 1, periode 2. Verder enkele suggesties. De volgende invalshoeken moet je toepassen. Onderbouw; hierbij gaat je gesprek vooral over verdwalen. In de middenbouw richt je het gesprek op meerdere soorten vissen. Verschil tussen noordzeevissen en tropische vissen. Eventueel vertel je over duiksport. In de bovenbouw gaat het over bang zijn, enge dingen zien, dromen of meemaken.

Lesfase 2; Presentatie

OB. Instructie over Beeldaspect Ruimte, groot en klein. Gebruik concreet materiaal. Daarna kun je wat meer abstracter materiaal toepassen. Techniek; dunne wascolijnen. Dit demonstreer je.

MB. Instructie over het Beeldaspect Ruimte, overlapping. De vissen zwemmen in een school. Dus voor en achter elkaar. Gebruik concreet beeldmateriaal. Daarna eventueel op het bord tekenen. Techniek; dunne potloodlijnen. Dit demonstreer je.

BB. Instructie over het Beeldaspect Ruimte, overlapping en afsnijding. Het enge monster kun je door een deel ervan te vergroten, afsnijding, zo eng maken dat je als kijker eervan schrikt. Laat dit duidelijk zien met behulp van beeldmateriaal. Techniek; lichte houtskoollijnen. Dit demonstreer je.

Lesfase 3;DE BEGELEIDE INOEFENING, zie bijlage, les dolfijnen

In deze fase gaat het om een vlotte controle van de in lesfase 2 nieuw aangeleerde leerinhoud. Deze lesfase duurt dan ook maar 3 a 4 minuten. Je geeft dan ook een beperkte opdracht.

Bijvoorbeeld ; Je kunt de leerlingen allemaal een oefenblaadje geven. Kan ook op de achterkant van het eigenlijke tekenpapier. Je laat ze een stukje tekenen, eventueel schetsmatig van wat ze in lesfase 2 uitgelegd hebben gekregen.

Wanneer de leerlingen hiermee bezig zijn loop jij rond om te kijken of de opdracht goed uitgevoerd wordt. Zie je dat er meerdere leerlingen problemen hebben, dan kun je de uitleg in een groepje of klassikaal herhalen. Als 1 leerlingen het moeilijk vindt, dan leg je de leerinhoud individueel uit. De rest van de groep mag op jouw teken de tekening gaan maken.

In dit lesvoorbeeld kun je voor de onderbouw de volgende opdracht geven. Teken 2 rondjes, alleen in lijntjes, waarvan er 1 heel groot is en de ander veel kleiner.

Middenbouw. Teken 3 vissen, schetsmatig, die voor en achter elkaar zwemmen, met dunne potloodlijnen.

Bovenbouw. Teken alleen het enge deel van de monster zo groot mogelijk. Alleen met lichte houtskoollijnen.

Lesfase 4; Individuele verwerking

De leerlingen gaan de opdracht maken in een lijnachtige techniek. Lettend op de criteria zoals gesteld in lesfase 1 en 2.

Als het zover is houd jij een tussenevaluatie. Hang drie werkstukken naast elkaar op.

Uitwerking van de tekening.

Dit gaat op dezelfde wijze als hierboven beschreven. Dus ook lesfase 1,2,3 en 4. Echter nu met andere leerinhoud. Deze leerinhoud staat vermeld in het lesdoel.

Let wel op lesfase 3; wederom controleer je of ze jouw uitleg/instructie gesnapt hebben. Echter nu kun je er ook voor kiezen om in plaats van op een oefenblaadje nu op een klein, onbelangrijk deel van de reeds gemaakte lijntekening te laten oefenen.
 
 

PABO 2 , Bovenbouw

Periode 1 en 2, Ambachtelijk 2 en leerlingen verschillen

Zoals je in pabo 1 geleerd hebt ben je nu in staat om het lesvoorbereidingsformulier, DI, volgens uitvoerend handelen compleet in te vullen. In pabo 2 volg je dezelfde werkwijze echter je moet nu in plaats van uitvoerend handelen ook in staat geacht worden om vanuit strategisch handelen dit formulier in te vullen.

Het verschil zit hem vooral in de benadering van de opdracht. Bij uitvoerend geef jij als leerkracht stap voor stap aan wat ze moeten doen. Natuurlijk blijft er ruimte voor een eigen inbreng van de leerlingen. De tekeningen zullen er toch divers/ verschillend uit moeten blijven zien.

Bij strategisch handelen geef jij maar vooral ook de leerlingen manieren aan om iets op te lossen. Dit gebeurt aan de hand van zogenaamde handelingswijzers. Bij deze handleiding is een bijlage toegevoegd. Als exempel kun je de les over letterhuis bestuderen.

Vanuit de kerndoelen voor tekenen moet je ook een les tekenen kunnen geven op basis van functionele eisen. Dat wil zeggen dat je het vanuit een opdracht, bepaald doel maakt. Bijvoorbeeld reclame, poster, cd-hoes, verpakking, behang etcetera.

Als je de les over dolfijnen om zou zetten dan luidt de opdracht.

Maak een affiche voor greenpeace waarbij je laat zien hoe jij denkt over de dolfijnenjacht. De leerlingen letten op bepaalde beeldaspecten. De meest voorkomende beeldaspecten bij dit type opdracht zullen verbijzonderingen van compositie, ruimte en kleur zijn. Technieken zijn allemaal te gebruiken. Echter de computer kan hierbij een grote aanvullende waarde hebben.

PABO 2, Onderbouw

Periode 3 en 4, routines en een volwaardige les

Differentiatie

In deze perioden ligt het accent vooral op het lesgeven aan het jonge kind. Groepen 1, 2 en 3.

Je zult een tekenactiviteit geven waarbij je de achterliggende theorie van de module KLM. Kleutermethodiek, als uitgangspunt dient te nemen.

Zoals je in pabo 1 geleerd hebt kun je de lesvoorbereidingsformulier invullen. Ook let je op de opzet en uitwerking van de tekening. Bij tekenen in de onderbouw moet je juist en nog veel intensiever dan in midden- en bovenbouw de beginsituatie toetsen. Je zult merken dat er zeer grote niveauverschillen binnen een groep zitten. Bij deze constatering moet je daar ook rekening mee houden. Je zult de klas in subgroepen moeten verdelen. Dit heeft consequenties voor de leerstof. Voor de minder goede tekenaars kun je een net iets simpeler onderwerp, of beeldaspect of techniek kiezen.

Een voorbeeld kun je in de bijlage vinden. De vissenfamilie.

Ook is deze opdracht om te zetten naar tekenen op basis van functionele eisen.

Bijvoorbeeld.

Maak een behangpapier voor een vissenfamilie. Lettend op het beeldaspect Compositie, herhalingen op een systematische wijze met stempeltechniek. Voor de groep die minder ver is met tekenen kun je ook voor compositie kiezen maar dan met willekeurige herhalingen. Ook met stempeltechniek.

PABO 3

Perioden 1,2,3 en 4 Aanvankelijke leerprocessen en adaptief onderwijs
 

Het accent ligt vooral op het adaptief lesgeven.
Op zich worden dezelfde eisen aan een tekenles gesteld als in pabo 2 en pabo 1, echter nu moet je bij het voorbereiden van de tekenles van te voren in kunnen schatten welke aanpak elk kind nodig heeft om de het werkstuk op een zinvolle manier te maken.
Hierbij moet je rekening houden met de volgende adaptieve elementen;
Competentie-Relatie-Autonomie
En dit zowel op de vakinhoud/de leerstof, op de organisatie en op de wijze van instructie.
Bijvoorbeeld: Bekijk de bijlage Les over de dolfijnen.
Wanneer je deze les voor jouw klas op maat wilt maken om zo het adaptieve karakter te benaderen, moet je vooraf vragen stellen.
Op organisatieniveau zou je je af kunnen vragen of alle leerlingen zich prettig voelen om te kunnen tekenen. Vind x het wel prettig relatie om naast y te zitten tijdens het tekenen. Waarom niet? Hoe zou je dit kunnen verbeteren. Mag er muziek aan. Ja, waarom en is dat voor iedereen wel "leuk". 0ok kun je je afvragen of elk kind zelfstandig aan het werk kan en of dit op het juiste niveau zit. Autonomie.
Wanneer x bijvoorbeeld heel goed is in tekenen en Y niet zou je deze twee dan wel naast elkaar moeten zetten. Gelet op de competentie. Misschien krijgt y wel faalangst???
De antwoorden zijn overal anders.
Op niveau van de vakinhoud zou je je af moeten vragen of je mag verwachten dat alle leerling hiermee een succeservaring kunnen halen. Misschien moet je een bepaalde leerling een net iets andere opdracht geven, net de eisen iets anders stellen. Je kunt hierbij meer denken aan het proces dan aan het produkt. Vooral in de evaluatieve sfeer is dit erg bevordelijk. Dus wederom is de stof te doen, competentie. Is de stof op een eigen manier te verwerken, autonomie en kan de leerling zich hierbij op zijn/haar gemak voelen, relatie.
Op instructieniveau
kun je afvragen of jouw gekozen didactiek wel tegemoet komt aan de diversiteit van leerstijlen die de leerlingen hebben. Moet het visueler, tactieler. Moet je niet wat concreter werken. Soms moet je veel sneller iets uitleggen. Moet je een wat meer individuele benaderingswijze kiezen. Wederom met aandacht voor de adaptieve kenmerken.
Je merkt wel dat er geen voorbeeldles door ons te geven is. Het gaat om jouw aandacht, observatievermogen en vooral pedagogisch handelen of de tekenles voldoet aan de adaptieve eisen.

In pabo 3 wordt ook aan vakoverstijgend onderwijs gedaan. Hierbij moet je denken aan
projectonderwijs. De module OWA, onderwijsarrangementen gaat hierover.
Je kunt vanuit meerdere vakken een thema, idee, opdracht als uitgangspunt nemen om daar de leerstof aan op te hangen.
Een bekend negatief voorbeeld voor ons vak is dat er een geschiedenisles over Karel de Grote gegeven is en dat aan het eind daarvan de opdracht gegeven wordt; "Maak hier maar een leuke tekening over". Dit is natuurlijk geen tekenles. Je moet bij vakoverstijgend onderwijs geen vak als verwerking kiezen. Elk vak is een vak.
Bij natuuronderwijs zou het kunnen gaan over vissoorten, namelijk noordzeevissen ten opzichte van tropische vissen. Dan leent deze les zich erg goed om daar de tekenles over tropische vissen aan toe te voegen. Daarna zou je vanuit aardrijkskunde kunnen ingaan op naast geografische inhoud , redenen waarom het in de tropen warmer is dan in ons gebied. Dit alles kan in willekeurige volgorde. Je kunt ook heel goed met een tekenles starten en daarna een ander vak geven.

In pabo 4,werkplekleren, moet je doorhebben hoe je vanuit bepaalde beroepsrollen en reflectiedoelen het gehele vak tekenen ziet. Welke visie heb jij, welke visie heeft jouw school. Wat doen de methoden, hoe deze te verbeteren. Wat verlangt de maatschappij van het onderwijs. Hoe staat het vak tekenen daarin?
Dus je moet naast losse tekenlessen deze lessen in een breed perspectief kunnen zetten.
 
 
 
 

LITERATUUR
 

Schasfoort

Reader leerlijn

Methode Tekenvaardig

Methode Tekenen moet je doen